Weerbaarheid versterken

Als je weerbaar bent kun je op een passende manier opkomen voor jezelf. Je kunt dan met respect voor de ander je grenzen trekken.

Kenmerken van weerbaarheid:
  • Eigen mening hebben
  • Eigen grenzen bewaken
  • Jezelf verdedigen
  • Voor anderen opkomen
  • Hulp durven vragen
  • Om kunnen gaan met kleine tegenslagen
Sterk maken

De weerbaarheid van leerlingen versterken staat feitelijk gelijk aan het versterken van de beschermende factoren en het zoveel mogelijk minimaliseren van de risicofactoren. Immers, de risicofactoren verkleinen of onderdrukken de weerbaarheid, beschermende factoren daarentegen koesteren de weerbaarheid en maken de groei ervan juist mogelijk. Volgens verschillende onderzoeken (Stevenson en Zimmerman, 2005; Smith en Carlson, 1997) zijn er enkele beschermende factoren die consistent verbonden zijn met vergroting van de weerbaarheid: 1. zelfvertrouwen; 2. zelfwerkzaamheid; 3. sociale vaardigheden; 4. ondersteuning door het gezin. Deze beschermende factoren, die elkaar ook gedeeltelijk overlappen, worden hieronder nog wat nader toegelicht.

  1. Zelfvertrouwen

Zelfvertrouwen en weerbaarheid hangen onlosmakelijk met elkaar samen. Door zelfvertrouwen groeit de weerbaarheid, en door goede weerbaarheid groeit het zelfvertrouwen. Het zelfvertrouwen, en daarmee de weerbaarheid, kan vergroot worden doordat familie, vrienden en leraren daar actief aan bijdragen. De jongere die zelfvertrouwen heeft, kan gemakkelijker ‘nee’ zeggen tegen zaken die hem (uiteindelijk) zullen benadelen. En hoe groter dat zelfvertrouwen, hoe groter het besef dat je in staat bent om gezonde keuzes te maken, hoe positiever het zelfbeeld, hoe beter de jongere in staat is verkeerde zaken links te laten liggen.

  1. Zelfwerkzaamheid

Zelfwerkzaamheid (Engels: self-efficacy) betreft de persoonlijke overtuiging van het eigen kunnen, het besef dat je capabel bent om een bepaalde handeling uit te voeren (Bandura, 1997, geciteerd in Ajzen, 2005). De zelfwerkzaamheid komt bij leerlingen bijvoorbeeld tot uitdrukking in het behalen van goede schoolresultaten. Die zorgen voor vergroting van het zelfvertrouwen en van de overtuiging van het eigen kunnen. Uit onderzoek blijkt dat zeker op te gaan voor meisjes. Hogere schoolresultaten zijn verbonden met minder risicogedrag (Wheeler, 2010).

  1. Sociale vaardigheden

Sociale vaardigheden zijn die aangeleerde vaardigheden (door opvoeding en onderwijs) waardoor iemand goed met andere mensen kan omgaan. Goede sociale vaardigheden blijken samen te hangen met een grotere mate van weerbaarheid. Het hebben van positieve relaties met anderen (familie, vrienden, leeftijdsgenoten) blijkt de weerbaarheid te versterken. Positieve relaties zijn ondersteunend aan het kunnen maken van gezonde keuzes. Ook hier blijkt de rol van de ouders van groot belang.

  1. Ondersteuning door het gezin

Het gezin is de sociale omgeving waarbinnen de jongere geholpen kan worden om op een gezonde manier met zijn of haar leven om te gaan. Een van de manieren waarop dat kan, is door het stellen van regels. Bij ouders die strenge regels stellen ten aanzien van roken en drinken – en dat ook met steekhoudende argumenten kunnen onderbouwen – blijken de leerlingen minder vaak met middelen te experimenteren. Uit onderzoek (Nowlin en Colder, 2007) blijkt bijvoorbeeld dat hoe beter de kwaliteit van de relatie tussen ouder en kind is, des te minder vaak een kind begon met het roken van sigaretten, of in zijn sigarettengebruik overstapte van experimenteren naar vast gebruik.

Als een van bovengenoemde factoren ontbreekt, vormt dat daarmee een risicofactor: een gebrek aan zelfvertrouwen, weinig besef tot iets in staat te zijn, gebrekkige sociale vaardigheden en een niet ondersteunend thuismilieu zijn evenzovele factoren die de kans op het maken van verkeerde keuzen door leerlingen vergroten. Maar ook dan geldt dat risicofactoren niet automatisch leiden tot verkeerd gedrag, net zomin als beschermende factoren automatisch vrijwaren van dat gedrag.