BOMB methode

Om de achterliggende boodschap van een werkvormen goed over te brengen, wordt bij de interventies en workshops gewerkt met de vanuit de BOMB-methode, waarbij de letters BOMB staat voor: Beeldvorming, Ordening, Meningsvorming en Besluitvorming

Beeldvorming (Stap 1) – In deze stap ontdekken we welke ideeën leven er ten aanzien van het thema ?
De jonger wordt door middel van een werkvorm, situatie of vraagstelling tot nadenken aangezet ten aanzien van het specifieke (sub)thema. De jongere wordt uitgenodigd om met reacties, vragen en ideeën te komen. 

Ordening (Stap 2) – In deze stap rangschikken/ordenen we de ideeën? 
De jongere ontdekt door middel van vragen, discussie en gesprek de verschillende aspecten van het specifieke (sub)thema. 

Meningsvorming (fase 3) – In deze stap worden de voor- en nadelen van elk idee gewogen ?
De jongere zet zelf de voor‐ en nadelen met betrekking tot het specifieke (sub)thema op een rijtje, zijn/haar mening wordt bediscussieerd en verhelderd. 

Besluitvorming (fase 4) – In deze stap nemen we op basis van een afweging van voor- en nadelen een besluit?
De jonger weegt de voor- en nadelen van zijn/haar mening af en neemt vervolgens een eigen besluit, waar hij voorstaat en naar gaat handelen. 

De verschillende werkvormen zorgen voor de beeldvorming: door bijvoorbeeld een spel of opdracht wordt een beeld neergezet. Vervolgens vindt terugkoppeling plaats met de leerlingen en wordt bij hen een vraag neergelegd die te maken heeft met de achterliggende boodschap van de werkvorm. Dit is de ordening. Door vervolgens na te praten over de betekenis hiervan, wordt gewerkt aan de meningsvorming. En uiteindelijk wordt de leerling uitgedaagd om zelf een besluit te nemen ten aanzien van de thema’s die aan de orde zijn gekomen. 

Een andere methodiek waarvan binnen de interventie gebruik gemaakt wordt, is de zogenaamde Denkstimulerende Gespreksmethodiek (DGM).
Bij deze methodiek wordt gewerkt met zogenaamde ‘denkstimulerende vragen’. De methodiek gaat ervan uit dat taal de basis is van het denken en dat het denken gestimuleerd kan worden door taal. Ook beschouwt het de dialoog tussen volwassenen en kinderen als een centrale factor in de taal-denkontwikkeling bij kinderen. De kern van de methode is het denkgesprek. Verschillende taal- en denkvaardigheden komen hierin aanbod, zoals oorzaak-gevolg redeneren, het ontdekken van overeenkomsten en verschillen en het bedenken van oplossingen. 

Bij DGM worden vier niveaus van vragen stellen onderscheiden: [1] 

  1. Je vraagt of de jonger iets wil aanwijzen of er nog zo een wil pakken. 
  2. Beschrijven en analyseren. Vragen die hierbij horen zijn: “Wat gebeurt er?”, “Wat kun je ermee doen?” 
  3. Hierbij stel je vragen als: “Wat gebeurt er eerst?”, “Hoe maak je …?”. Deze vragen ondersteunen jongeren bij het grip krijgen op de wereld om hen heen. 
  4. Dit is het moeilijkste niveau. Je laat jongeren nadenken over vragen als: “Hoe komt het dat …?” en: ”Leg eens uit waarom?” 

Binnen de workshop wordt met name van de laatste drie vragen gebruik gemaakt.[2]  

Literatuur

Wijchers, L. T. H. R., & Bertels, R. (2005). Werkoverleg en vergadertechniek. Heemstede: Holland Business Publications. 
Jolles, J. (2017). Het tienerbrein : over de adolescent tussen biologie en omgeving. Amsterdam: AUP. 
[1] Ontleend aan Driestar Educatief (https://www.driestar-educatief.nl/advies-en-begeleiding/actueel/nieuws/in-gesprek-met-jonge-kinderen-welke-vragen-stel-j). 
[2] Vgl. (Jolles, 2017, p. 161): stimuleer de tiener om zich een beeld, een mentale voorstelling te vormen